Het bemiddelingstraject kan op verschillende manieren en op diverse momenten starten. Het is alleszins nooit te vroeg, en zelden te laat om bemiddeling te overwegen.
Partijen kunnen uit eigen initiatief kiezen voor bemiddeling in geval van conflict. Deze keuze wordt soms al vanaf de contractsluiting gemaakt in een clausule over geschillenbeslechting waarin de voorkeur voor bemiddeling wordt verankerd.
Ook een rechter kan de partijen naar bemiddeling leiden wanneer hij van mening is dat verzoening tussen de partijen mogelijk is en minstens één procespartij zich hiertegen niet verzet. Overwegingen die een rechter daarbij maakt kunnen uiteenlopend zijn: een strikte toepassing van de wet komt mogelijks geen van de partijen echt ten goede ; de te beoordelen situatie is niet zwart/wit en de waarheid zou misschien wel ergens in het midden kunnen liggen ; een bemiddelde oplossing zal er veel sneller kunnen komen dan een gerechtelijke uitspraak ; het gaat over duurrelaties (huurovereenkomst, aandeelhoudersovereenkomst, distributieovereenkomst, samenwerkingsovereenkomst,…) waarbij elke partij belang heeft bij verzoening,…
Alles gaat vervolgens effectief van start met de aanstelling van de bemiddelaar, gekozen door de partijen of door de rechter aangesteld.
De bemiddelaar gaat van start met een regiegesprek met elke partij en/of haar raadsman. Zo weet hij wie de partijen, hun vertegenwoordigers en hun raadslieden zijn en waar het conflict over gaat. Dat laat hem toe zijn neutraliteit, objectiviteit en onafhankelijkheid te beoordelen en de bemiddelbaarheid van het conflict in te schatten. De bemiddelaar licht zijn manier van werken toe en geeft uitleg bij het bemiddelingsprotocol dat hij ter ondertekening voorlegt aan de partijen. Soms vraagt de bemiddelaar aan elke partij een zeer beknopte schriftelijke samenvatting van het geschil.
De daaropvolgende bemiddelingsvergadering(en) verlopen in beginsel in aanwezigheid van de bemiddelaar en alle partijen en hun vertegenwoordigers en raadslieden. De aanwezigen die het bemiddelingsprotocol niet hebben ondertekend en niet gebonden zijn door een beroepsgeheim ondertekenen een vertrouwelijkheidsverbintenis teneinde het vertrouwelijk karakter van de bemiddeling te garanderen.
Het concrete verloop van de bemiddelingsvergadering(en) kan zeer uiteenlopend zijn. Een constante in de begeleiding door de bemiddelaar is echter wel dat de bemiddelaar de communicatie en de informatie-uitwisseling tussen de partijen zal faciliteren en de blik van de partijen zal verleggen van het verleden naar de toekomst. De tussenkomsten van de bemiddelaar zijn er op gericht de partijen toe te laten hun standpunten te vertalen naar belangen, die na een behoorlijke classificatie en clustering de basis vormen voor het genereren van opties waaruit de uiteindelijke oplossingen voor het conflict zullen kunnen gedestilleerd worden. Deze oplossingen zijn nog steeds werkhypothesen die de partijen nog niet binden. Er komt maar een globaal akkoord tot stand wanneer voor elk belang een oplossing is gevonden.
Een specifiek instrument waarvan de bemiddelaar gebruik kan maken in het bemiddelingstraject is de “caucus”, een gesprek dat de bemiddelaar heeft met één van de partijen apart en waarvan de inhoud ook vertrouwelijk blijft naar de andere partij toe, tenzij uitdrukkelijk anders wordt afgesproken tussen de bemiddelaar en de betrokken partij. Elke partij kan om een dergelijke caucus verzoeken en de bemiddelaar zal oordelen of dit op dat ogenblik al dan niet efficiënt is. De bemiddelaar zal op eigen initiatief van dit instrument gebruik maken indien hij dit nodig acht.
Als de partijen tot een akkoord zijn gekomen over de wijze van regeling van hun geschil, dan zullen zij dit samen met hun raadslieden akteren in een dadingsovereenkomst of in een vaststellingsovereenkomst of in een bemiddelingsakkoord dat door de bemiddelaar mee wordt ondertekend en dat, als de partijen dit wensen en indien de bemiddelaar een erkend bemiddelaar is, aan de rechtbank kan voorgelegd worden ter homologatie zodat het een uitvoerbare titel vormt.
Op de website van de Federale Bemiddelingscommissie vindt men de lijst van de erkende bemiddelaars : https://www.fbc-cfm.be/nl/zoeken-naar-een-bemiddelaar
Een bemiddeling kan ook worden gevoerd met een bemiddelaar die niet erkend is. In dat geval kan echter het bemiddelingsakkoord achteraf niet gehomologeerd worden met het oog op de verdere uitvoering.
Ook indien de bemiddelaar wordt aangesteld door de rechter krijgen de partijen vaak inspraak over de keuze van de aan te stellen bemiddelaar.
SluitenBij de classificatie en de clustering van de belangen gaat de bemiddelaar de belangen opdelen in drie categorieën: gelijklopende belangen, tegengestelde belangen en verenigbare belangen. Vervolgens gaat hij ze opdelen in clusters van belangen die achtereenvolgens zullen behandeld worden in een volgorde die hij zal suggereren aan de partijen.
SluitenHet genereren van opties gebeurt vaak bij wijze van brainstorming over een cluster van belangen. De bemiddelaar helpt de partijen om op een creatieve, onberedeneerde manier mogelijke oplossingen te gaan bedenken, die héél uiteenlopend van aard kunnen zijn. Het gaat hier louter om hypotheses die nog niet op hun haalbaarheid of effectieve aanvaardbaarheid zijn geanalyseerd. Zij binden op geen enkele wijze de partijen, ook niet de partij die ze heeft geuit. De opties die worden geformuleerd kunnen zowel verband houden met een eigen belang, als met een belang van de wederpartij of met een gezamenlijk belang.
Een andere mogelijkheid is dat de bemiddelaar aan de partijen vraagt om elk afzonderlijk een lijst van opties op te stellen, die dan op een volgende bemiddelingsvergadering plenair zal worden besproken.
De bemiddelaar kan verder nog op tal van andere inventieve manieren te werk gaan om deze fase van het bemiddelingstraject succesvol te laten verlopen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de mogelijkheid tot caucus, of nog door te suggereren een derde uit te nodigen op een bemiddelingsvergadering die vanuit een totaal andere invalshoek de aanzet geeft tot het formuleren van opties en zo de creatieve aanpak van de partijen zelf aanwakkert.
SluitenDe bemiddelaar zal trachten om tot een globaal akkoord te komen, waarin voor elk belang een oplossing wordt weerhouden. Het kan echter ook zijn dat in het kader van de bemiddeling de partijen slechts over bepaalde punten tot een akkoord komen, en dit alvast definitief willen regelen in een deelakkoord. In dat geval zullen zij moeten bepalen wat met de overige punten van het geschil zal gebeuren : voorleggen aan een bindende derdebeslisser, procedure voor de klassieke rechtbanken, arbitrage, verder bemiddelen, …
SluitenHomologatie houdt in dat een partij bij eenzijdig verzoekschrift aan de rechtbank vraagt om het bemiddelingsakkoord uitvoerbaar te verklaren. De rechter kan deze homologatie enkel weigeren indien de inhoud van het bemiddelingsakkoord in strijd zou zijn met de openbare orde. Na de homologatie heeft het bemiddelingsakkoord dezelfde gevolgen als een akkoordvonnis dat niet vatbaar is voor hoger beroep of cassatie.
SluitenDe onafhankelijkheid van de bemiddelaar betekent dat hij geen economische band heeft met één van de partijen. Zijn onpartijdigheid betekent dat hij geen emotionele band heeft met een partij en geen vooroordeel voor of tegen één van de partijen heeft . De bemiddelaar is neutraal ten opzichte van de uiteindelijke oplossing die hij in handen van de partijen laat.
SluitenEen gesprek dat de bemiddelaar heeft met één van de partijen apart en waarvan de inhoud ook vertrouwelijk blijft naar de andere partij toe, tenzij uitdrukkelijk anders wordt afgesproken tussen de bemiddelaar en de betrokken partij.
SluitenBij bindende derdenbeslissing komen de partijen overeen dat een derde (die geen rechter of arbiter is) in hun plaats een beslissing zal nemen over een bepaald juridisch of feitelijk aspect van hun rechtsverhouding en aanvaarden zij dat deze beslissing voor hen bindend is. De door de bindende derdenbeslisser genomen beslissing heeft voor de partijen dezelfde kracht als een overeenkomst tussen hen en geldt dus als wet tussen de partijen. In principe kunnen de partijen de beslissing enkel aanvechten in geval van kennelijke onredelijkheid, strijdigheid met de openbare orde of fraude bij de totstandkoming ervan.
De zaken die aan de beoordeling van een bindende derdenbeslisser worden overgelaten zijn in de praktijk heel uiteenlopend. Zo kan bijvoorbeeld in het kader van een aandeelhoudersovereenkomst aan een bindende derdenbeslisser gevraagd worden te bepalen hoe een voorkoopclausule uit de overeenkomst moet worden geïnterpreteerd in geval van discussie hierover, of nog hoeveel de huurschade bij het einde van een handelshuurovereenkomst precies bedraagt en of bepaalde handelingen van een concessiehouder al dan niet te bestempelen zijn als dringende reden voor het beëindigen van de concessieovereenkomst.
De bindende derdenbeslissing regelt meestal een specifiek aspect van de onenigheid tussen partijen, en laat hen toe hun verdere houding in de conflictuele situatie te bepalen.
Sluiten